de sluis verhaalt


Het was een zomeravond en  windstil. Ik voer als lichtmatroos op het ms-Breda. Zij was van Amsterdam op weg naar de sluizen van IJmuiden. Vanwege het mooie weer bevond het merendeel van de bemanning zich aan dek.
Ook de machinist was uit zijn machinekamer gekomen en zat onderuit gezakt op een bankje.
De kapitein, de loods en de matroos van de wacht, Jan Bol mijn vriend, voorbeeld, steun en toeverlaat tijdens mijn avonturen op de grote vaart, waren op de brug.
De kapitein en de loods waren oude zeevaart-schoolvrienden en dat moest worden gevierd, zo hoorde ik later van Jan. Het was 20 augustus 1978, een uur of 8 in de avond. Hing er iets in de lucht? Neen, op een grote rode ondergaande zon boven Amsterdam na, hing er niets in de lucht.
De ms-Breda was een niet erg mooi schip. Het had ook nog eens een relatief kleine motor die vaak stuk ging. Het is handig om te weten dat als een scheepsdiesel van een zeeschip in zijn achteruit wordt gezet, eerst de motor wordt stilgezet, daarna worden tandwielen omgezet en wordt de motor opnieuw gestart. Dit starten gebeurt door perslucht boven de zuigers te laten ontsnappen. Hierdoor komen zij weer op gang.
Deze ontsnappende lucht geeft bij het verlaten van de schoorsteen een prachtig geluid. Maar dit terzijde.
Af en toe, niet vaak, ging er iets mis met die omzetting. Dan begon de diesel van de ms-Breda, nadat hij opnieuw was gestart, nukkig weer vooruit te draaien. En dit, terwijl de telegraaf op de brug dan 'achteruit' aanwees. We waren zo goed als helemaal de sluis binnen gedreven toen het gesis van de ontsnappende lucht klonk. Er ging een trilling door het schip en we begonnen weer vaart te maken. Blijkbaar wilde de loods ons voor in de sluis hebben dachten wij, de mannen aan dek. De kapitein schonk nog eens bij, 'weet jij nog die keer dat ....', en begon weer een herinnering op te halen. Na enige tijd ging er weer een rilling door het achterschip. Het schroefwater werd met groter wordende kracht weggeslagen en het, vrijwel ongeladen, schip 'schoot' nu welhaast naar voren. De machinist schrok wakker, herinnerde zich iets en rende terug naar zijn machinekamer. De Breda bewoog zich nu vastberaden, op halve kracht vooruit, de sluis verder in.
Ik realiseerde me dat er iets onomkeerbaar's ging gebeuren.
De voorste, nog dichte, sluisdeur kwam snel dichterbij. Achter deze deur lag het water van de Noordzee. Dit zou zo dadelijk, nadat we de sluisdeur hadden doorboord, ongestoord, via het Noordzee-kanaal, naar Amsterdam gaan lopen dacht ik. Ik verheugde me op wat zou gaan komen. Naar voren kijkend zag ik de bemanning in grote haast de 'bak' -het verhoogde voorschip- af komen gerend en gestruikeld. Dat zag er veelbelovend uit. Ik keek vervolgens naar achteren, naar Amsterdam en zijn rode zon. De sluisdeur aan die kant werd met grote snelheid dichtgeschoven. Hoewel dit er ook spannend uitzag vond ik het jammer: het had me leuk geleken om met schip en al binnen een half uur terug te spoelen naar Amsterdam, of wie weet Utrecht of nog verder. Maar de dichte deur zou dát gaan voorkomen. De arme kapitein had inmiddels wel in de gaten dat er iets heel erg mis aan het gaan was. Hij wist echter niets van het technisch gebrek van zijn schip. 'In wat voor een duivelse stroomversnelling ben ik nu toch, zo vlak voor mijn pensioen, terecht gekomen?' moet hij hebben gedacht. Ten einde raad gooide hij de motor op volle kracht achteruit. Dacht hij.
De laatste herinneringen zijn aan het geluid van de op vol vermogen draaiende scheepsdiesel, de paniekerige stem van de kapitein door de portofoon: 'LEKKO ANKERS!, LEKKO ANKERS!' (let go the anchors) - alsof die ankers op de betonnen bodem van de sluis nog iets hadden kunnen uitrichten - en aan het gekreun en gesteun waarmee de ms-Breda zich tenslotte in de sluisdeur boorde.
Daarna werd kapitein Wiersma op non-actief gesteld.

Jammer, want ik had nog wel even met hem willen doorvaren op die manier.

Blogarchief