plezierjacht

We liggen met een stoet boten en bootjes in een of andere Friese sloot te wachten op een brug die maar niet open wil gaan.
Het is snikheet en het onderdrukken van al het ongeduld doet de gevoelstemperatuur nog verder oplopen.
Na een eeuwigheid komt er dan toch een brugwachter tevoorschijn en gaat de brug omhoog.
Onze kant van de brug moet wachten totdat eerst de andere kant is gepasseerd.
Plotseling komt er met vrij grote snelheid een van achter ons opduikend bootje langs dat onder het vaste deel links van de openstaande brug wil door gaan.
De schipper kijkt, staande in zijn stuurhutje, met een geconcentreerde blik strak voor zich uit. Op het voordekje zit zijn vrouw triomfantelijk te grijnzen: 'zij kennen het hier, zullen wel eens laten zien hoe fijn het klein bootje zijn is'.

Het is maar een klein golfje, een golfje afkomstig van een van de tegenliggers, waardoor het scheepje, terwijl het zich onder de brugdeksel bevindt, een tien, twintig centimeter omhoog gedrukt wordt. Daardoor komt het met zijn dak tegen het beton van de brug. Direct klinkt er een luid gekraak en gerinkel van brekend glas en weg is de stuurhut van het bootje.
Het vaart echter dapper door en ook de schipper doet alsof deze manier van passeren de normaalste zaak van de wereld was en blijft strak voor zich uitkijken.
Het triomfantelijk lachen van de vrouw op het voordek is echter overgegaan in een schaterlach die van geen ophouden meer lijkt te weten.

De volgende dag zien we het bootje weer, keurig afgemeerd aan een weiland.
Het stuurhutje is tot onze verbazing met lap, plak en pleistermiddelen weer overeind gewerkt.
Er is verder niemand te zien en het lachen is verstomd.

Blogarchief