Nadat de Kreeft dit allemaal bedacht had haalde hij uit zijn holletje een washandje, maakte het nat en legde dit op zijn hoofd. Tegen de zon. Hij ging naar de Steenbok klimmen.
Kreeften kunnen niet goed klimmen en ook zakte het washandje steeds over zijn ogen en pas als hij dan een schaar vrij had, waarmee hij het washandje kon terugschuiven, kon hij weer kijken naar hoever hij al was. Telkens was dat niet ver want het was telkens nog een heel eind. Het is nog een heel eind dacht de Kreeft dan, zeker voor mij want ik kan niet goed klimmen, ik heb het niet in de genen. Maar na een hele tijd, om precies te zijn drie uur en drie kwartier, kwam hij bij de richel met de Steenbok aan. Goedemorgen zei de Kreeft, en oh neen pardon, goedemiddag. Ik vraag mij af Steenbok, zou u mijn beste vriend willen zijn? Ja dat is goed sprak de Steenbok. Fijn dat is dan geregeld zei de Kreeft weer. Dan heb ik nog een verzoek als u het niet te veel gevraagd vindt, maar zou u het washandje op mijn hoofd willen nat maken met wat spuug? En het is misschien goed om te weten dat ik niet vies van u ben. Zo gezegd zo gedaan en na precies 2 uur en 20 minuten keerde de Kreeft terug bij zijn holletje. En dat was net op tijd want het washandje was droog geworden en het kriebelde behoorlijk daarboven op zijn hoofd. Morgen zou hij weer gaan dacht de Kreeft. Want een beste vriend, zo had hij vandaag geleerd, daar moet je wel wat voor doen.