1986

Voor onze lieve en gewaardeerde collega Geertje moeten we iets opschrijven vanwege haar 25 jarig- jubileum. Alsof zo een fijne bloemenbon al niet genoeg is. Denk aan alle prachtige passiflora die je er mee kunt aanschaffen. Maar goed, het zei zo en voor Geertje doe ik zoiets graag.
Vijfentwintig jaar, dat is best een tijd geleden. Laten we eens kijken, wat deden we toen ook alweer zo een beetje? Ach verdraaid dat is waar ook! Dat is het jaar dat ik voor de eerste keer de Elfstedentocht win herinner ik me plotseling. En of ik wil of niet- maar natuurlijk wil ik, anders moet ik iets uit mijn duim gaan zuigen- beginnen de herinneringen aan mijn geestesoog voorbij te komen.
En weet je wat Geertje, nu je dit toch aan het lezen bent, kijk even mee:
Direct na het startschot zien we dan dat ik kan aanpikken bij een zekere WA van Buren, ‘de dolle Soestdijker’ die vanwege zijn drieste start èn brede zitvlak bij veel wedstrijdrijders geliefd is. Weliswaar vooral geliefd om ‘bij uit de wind te zitten’, maar toch. Wel zitten er aan beide zijden van mij, en dus ook achter het koninklijk- breed- uitgemeten windvrije achterwerk van onze Willem, tevens al mijn rivalen voor de overwinning. Een man of acht. Dus een gelopen race is het bepaald nog niet.
Na een tijdje blaast de dikkont zich, zoals te verwachten, totaal op. Als een raket met een lekke brandstoftank klapt hij volledig uit elkaar.
Drie sterke rijders uit het oosten van het land nemen de kop over. Ook die mannen ken ik. Het zijn de niet al te slimme gebroeders Duim. Ik zet me vlug achter hun stevige ruggen en vlieg heerlijk uit de wind verder naar Sneek. De drie Duimers zouden volgens hun moeder het verstand hebben verloren door besmetting met het zogenaamde ‘brain-virus’. Het eerste computervirus ooit gevonden. Die moeder Duim toch. Onzin, maar leuk verzonnen blijft het.
Net als ik denk dat het tijd wordt om ze maar eens de verkeerde kant op te gaan sturen, schuift de sluwe Ruud Lubbers naar voren. Hij haalt een plan tot opleiding in de ICT, mèt behoud van uitkering, uit zijn rugzak en overhandigt dit aan de sterkste van de drie. Dit geeft zoveel verwarring en discussie binnen het groepje dat ze bij de eerste de beste kluunplek een café binnen moeten om er met hun moeder over te gaan telefoneren. Ziezo, we kunnen dus verder zonder deze weliswaar sterke, maar domme jongens.
Maar nu zit ìk met die geslepen Ruud, die achter mijn rug zijn ICT- opleiding kletsverhalen naar mìj begint te roepen. De bits en bytes vliegen me om de oren. Maar ik trap er niet in. Neen, ik zal hèm eens leren met zijn gewauwel over banen en Ict. En die gelegenheid komt al snel. Vlak voorbij Bolsward gebaart Ruud dat hij dorst heeft gekregen van al zijn gepraat. Ik overhandig hem daarop mijn geheime wapen: een bidon met Italiaanse wijn die is aangelengd met een ietsepietsje methanol. Dàt zal hem leren. En ja hoor, nog voor Harlingen gaat hij, lijkbleek en met heftige krampen naar de kant. Ook van Ruudje zal ik dus geen last meer hebben.
Hola, maar nu even opgepast. Wie komt daar voorbij gestoven? Het is de nog fris ogende Edmond Halley zie ik vanuit mijn ooghoeken. En hij gaat er als een komeet van door.
Maar gelukkig! Net als in 1901 gaat hij veel te hard en vliegt even verderop in een flauwe bocht compleet uit de baan en verdwijnt uit het zicht. Een ijswolk van opstuivende sneeuw achter zich aan werpend. ‘Die zien we voorlopig niet meer terug’, roep ik tegen het inmiddels flink uitgedunde groepje koplopers.

Enfin, en de rest is geschiedenis.
Of ik de de kleine Maradona keihard uit de baan (en tegen een koek-en-zopie) zou hebben geduwd? Irrelevant. Goed het was mìjn hand die te zien was op de tv- beelden. Maar ik zeg jullie, alles gebeurde in een reflex. Het was dus eigenlijk meer ‘The Hand Of God’ die het lot van die kleine bepaalde.
En dat ik het op een akkoordje zou hebben gegooid met de laatst overgebleven kanshebber Greg Lemond? Waanzin! Ik zou hem hebben beloofd dat ik hem daarop zou helpen de tour de France te gaan winnen? Lariekoek. Je reinste lariekoek mensen.

Maar wie het niet geloven wil allemaal, mag gerust een keer bij mij thuis het gewonnen gouden- elfsteden- horloge komen bekijken. En wie het dàn nog niet geloven wil. Nou die gelooft het dan maar lekker niet. Het leven gaat toch wel door. Wat ik je brom.

Blogarchief