Het moet niet Toller worden

In 1989 raakte ik, tijdens een vakantie in de Spaanse Pyreneen, na een nacht van angst en dolheid in een soort psychose.
Het is een bekend verschijnsel in de psychiatrie. Zelfs onze Lieve Heer had, volgens sommigen, een zoon die er last van had. Het komt dus in de beste families voor.
De zwitserse psycholoog en psychiater Carl Gustav Jung heeft er veel over geschreven en ik heb daar later, door te doen alsof ik begreep waar hij het over had, veel aan gehad.
Jung's theorie is in het kort dat, door uitval, ineenstorting van het ego dit overspoeld kan worden door de inhouden van het zogenaamde collectief-onbewuste. Het collectief-onbewuste -het zelf van alle mensen die leven en geleefd hebben - neemt dan (in mijn geval tijdelijk) het individuele (en in mijn geval niet ontwikkelde) zelf over. Aldus fungerend als de automatische piloot in een stuurloos geworden leven.
Ik kom hierop omdat ik me even interesseerde in een zekere Eckhart Tolle die – heel veel – boeken schrijft over zelfontplooiing. Zijn thematiek is gebaseerd zo zegt hij zelf, op de volgende persoonlijke geschiedenis:
Uit:
http://nl.odemagazine.com/doc/0068/Tijd-voor-nu-Een-gesprek-met-Eckhart-Tolle/

De man in het bed is panisch van angst. Voor de zoveelste keer wordt hij midden in de nacht wakker met die ene, zich steeds herhalende gedachte: ‘Ik kan niet meer met mijzelf leven. Al jaren wordt hij heen en weer geslingerd tussen ondragelijke spanningen en zelfmoordneigingen. Hij is nog geen dertig, maar de wereld is voor hem nu al een kille, vijandige plek waar hij zo snel mogelijk vandaan wil. Het liefst wil hij oplossen, voorgoed verdwijnen. Deze nacht is de pijn nog heviger dan anders. ‘Ik kan niet langer met mijzelf leven, ik kan niet meer met mijzelf leven, bonkt het in zijn hoofd. Dan gebeurt er iets vreemds. Plotseling komt er een andere gedachte in hem op: als ik niet met mijzelf kan leven, dan moeten er twee ‘ikken zijn: de ‘ik en het ‘zelf waarmee ‘ik niet kan leven. ‘Misschien , denkt hij, is slechts één van hen echt.
Die gedachte maakt zoveel indruk, dat hij even helemaal niet meer kan denken. Zijn geest wordt – voor het eerst van zijn leven volkomen stil. Maar net als hij opgelucht wil ademhalen, verandert de stilte in een draaikolk die hem dreigt mee te zuigen. De angst die hij nu voelt, is zo mogelijk nog groter dan enkele minuten geleden. Hij vreest zichzelf te verliezen en klampt zich terwijl zijn lichaam oncontroleerbaar begint te trillen wanhopig vast aan wie hij denkt te zijn: hij is Eckhart Tolle, wetenschappelijk medewerker aan de universiteit van Cambridge, hij is Duitser, hij is een man, een mens, een... maar het is al te laat. De draaikolk neemt hem mee naar onpeilbare diepten en alles wat hij kan doen, is zich laten vallen.

Eckhart Tolle kan zich niet meer herinneren wat er daarna is gebeurd, maar als hij bijkomt, is hij een ander mens. Ook de wereld om hem heen lijkt veranderd. Het zonlicht dat door de gordijnen valt, is zo mooi, dat hij er tranen van in zijn ogen krijgt. De rest van de dag loopt hij in opperste verbazing door de stad diep onder de indruk van de schoonheid van het leven. Alsof hij opnieuw is geboren.


Tot zover Tolle.

Wat mij opvalt is dat Tolle daarna die staat van overheersing van het zelf door het collectief-onbewuste, propagandeert als de enige juiste staat van bewust-zijn.
Gek word je ervan.
Het beroerde is dat dat niet kan, we zijn het (evolutionaire) stadium voorbij dat we kunnen (blijven) leven met zo een collectieve overheersing van ons zelf.
Vroeg of laat zal het individuele zich herstellen, meer en meer van zich gaan laten horen en van zich gaan laten zien.
Het zal efficiënter opereren dan voorheen, maar dat is alles.
En dat is meer dan genoeg.



Blogarchief